Knikstaarten



Inleiding
De staart is het verlengde van de wervelkolom. De wervels in de wervelkolom zijn verschillend gebouwd al naar gelang hun functie. De staartwervels liggen recht achter elkaar, worden steeds smaller en geleidelijk iets korter.
De laatste wervel eindigt in een punt. Tussen de werveltjes bevinden zich ook gewrichtjes en tussenwervelschijfjes voor de bewegelijkheid en veerkracht. Het geheel wordt bij elkaar en in positie gehouden door banden, pezen en spieren. Een normale staart zal ongeveer tot de hak reiken.

Bij diverse diersoorten komen aangeboren afwijkende staartvormen voor. De staart kan te kort zijn b.v. door scheve of te korte wervels, door vermindering van wervels. De staart eindigt dan vaak stomp. De staart kan ook geheel afwezig zijn. Er kunnen knikken in de staart zitten die niet verstrijkbaar zijn, dus wervels die scheef aan elkaar vastgegroeid zijn. Ook kennen we het beeld van halve wervels de zgn. Hemivertebrae.
Er kan een vaste kromming in de staart voorkomen (een vergroeide ring) of zelfs aan het einde een knoop. Het kan ook gebeuren dat de staart alleen uit vlezige delen bestaat zonder bot. De aangeboren afwijkingen komen o.a.voor bij katten, varkens en muizen.Bij muizen is er een wetenschappelijk onderzoek verricht naar de genetische achtergrond van dit fenomeen. Bij katten, honden en varkens zijn het meer de empirische gegevens waar we mee moeten werken.In veel gevallen is de staartafwijking bij de geboorte al te zien maar er zijn ook gevallen bekend waarbij sommige afwijkingen pas na enige weken ( bekend is een tijd zelfs van 8 tot 10 weken) optreden.Van een afwijking aan de staart hoeft het betreffende dier geen last te hebben zolang het slechts de staart betreft. Het probleem is echter dat, wanneer er met zo’n “lijder” gefokt wordt, bij het nageslacht ernstige afwijkingen in andere delen van het lichaam kunnen optreden.

Erfelijke achtergrond
In de bevruchte eicel worden er, na de benodigde celdelingen, drie kiembladen gevormd. Dat zijn het ectoderm, het mesoderm en het endoderm. In het ectoderm worden de huid, het zenuwstelsel, de zintuigen en het schedeldak aangelegd. In het endoderm het spijsverteringskanaal en de organen. In het mesoderm, wat in dit verband het belangrijkste is, vinden het gehele skelet met uitzondering van het schedeldak, hart en bloedvaten en het urogenitaalapparaat hun vorm.De aanleg van deze orgaansystemen vangt aan in een vroeg stadium van de embryonale ontwikkeling. Zeer veel erffactoren geven in dit ingewikkelde proces hun informatie. Bovendien kan er een interactie plaatsvinden tussen verschillende erffactoren. Het skelet wordt via een kraakbeenskelet, wat voor het grootste deel verbeent, gevormd tot het skelet wat wij kennen. Deze ontwikkeling gaat na de geboorte nog door. Ook hier spelen erffactoren een rol.Wanneer er meerdere erffactoren een rol spelen spreken we van polygenetische vererving. Bij een dergelijke vererving beïnvloeden verscheidene andere factoren mede het fenotypisch resultaat.

Mutaties
Mutaties treden veelvuldig op. Vindt dit plaats in de geslachtscellen dan zijn de veranderingen overdraagbaar op de nakomelingen. Ook terugmutaties vinden regelmatig plaats. Het gemuteerde allel kan een dominant, incompleet dominant of recessief gedrag vertonen. Een mutatie kan goede eigenschappen teweeg brengen waardoor de soort zich bijvoorbeeld beter kan aanpassen aan veranderde omstandigheden. Soms gaat het echter niet goed en is een erfelijke aandoening het gevolg, althans in genetische aanleg. Het DNA bevat ook de zogenaamde herstelgenen oftewel modifiërs. Deze kunnen het gevolg van een negatief gendefect ongedaan maken. Het is daarom belangrijk dat er op het DNA voldoende ruimte is voor de benodigde herstelgenen.

Verschijningsbeeld
Als gevolg van het poligenetisch karakter van de vererving zal het fenotypisch verschijningsbeeld wisselend zijn. Als voorbeeld dient het wisselend beeld bij de diagnostiek van heupdysplasie.Het is zelfs mogelijk dat er defecte genen aanwezig zijn zonder dat dit in het fenotype tot uiting komt. Is dit echter wel het geval dan zijn we op de hoogte van de aanwezigheid van een of meerdere defecte genen en van het feit dat er eventueel onvoldoende herstelgenen op het DNA aanwezig zijn.

Fokkerij
Wat kan er nu misgaan wanneer we fokken met katten die een knikstaart hebben?Er kunnen nakomelingen geboren worden met een staartafwijking, niet zo’n groot probleem omdat de dieren daar meestal geen last van hebben. Omdat het gehele skelet, behalve het schedeldak, in het mesoderm wordt aangeleegd kunnen dezelfde misvormingen bij de nakomelingen ook optreden aan de hals -, rug - en lende wervels. Dit kan aanzienlijk meer klachten geven.Daarnaast komen er ook afwijkingen voor aan andere delen van het skelet zoals scheve kaken, kruisgebit, open verhemelte, vergroeide en/of ingedeukte ribben, een open rug (spina bifida), teveel of te weinig tenen al of niet vergroeid. Zonder de pretentie te hebben volledig te zijn geweest wil ik deze rij besluiten met de verkorting, soms gepaard gaande met kromming, van de lange pijpbeenderen.

We weten al dat naast het skelet ook andere orgaansystemen in het mesoderm worden aangelegd. Als gevolg van de complexiteit van het proces en de interactie tussen de erffactoren kunnen er bij de nakomelingen ook afwijkingen in deze orgaansystemen optreden. Voorbeelden hiervan zijn o.a. een niet gesloten scheidingswand in het hart, vernauwingen in de aorta en embryonale bloedvaten die niet verdwijnen na de geboorte.Ook bekend bij pups geboren uit knikstaartouders is het verschijnsel dat de urinebuisjes die lopen van de nier naar de blaas verkeerd zijn ingeplant in de blaas n.l. voorbij de sluitspier. We hebben dan te maken met de zgn. “plasteven”. Reuen hebben twee sluitspieren en kunnen lijder zijn zonder dat het te merken is.Het ontbreken van de scheidingswand tussen darm en urinebuis komt voor, een cloaca, zoals de vogels bezitten. Ja, soms ontbreekt de anus geheel.

Een lange rij met afwijkingen terwijl het echt niet alles is. Het is opmerkelijk dat er bij de verschillende rassen verschillende afwijkingen voorkomen. De knikstaart is één afwijking in de rij maar wel één die uitwendig zichtbaar en voelbaar is. Een ouder met een scheve kaak kan bijvoorbeeld weer een nakomeling met een knikstaart geven of nakomelingen met een afwijking in een ander mesodermaal aangelegd orgaansysteem.

Het genenpakket van de soort is reeds voor een groot gedeelte homozygoot. Twee katten brengen steeds katten voort. Twee mensen steeds mensen.Bij raskatten is de mate van homozygotie nog groter. Deze fokzuiverheid is nodig voor de bescherming van de soort en ook van het ras. Om een ras in stand te houden is er echter ook genetische variabiliteit nodig. Om het simpel te zeggen: hoe minder variabiliteit, zoveel minder ruimte voor de herstelgenen en meer ruimte voor de manifestatie van gendefecten. Afgezien van andere verschijnselen van inteeltdepressie is een voldoende variabiliteit noodzakelijk om gezond te blijven.Dit is dan ook de reden waarom het aantal dieren waarmee gefokt wordt in een populatie zo gevarieerd mogelijk moet zijn. Te lang hebben wij in de raskattenfokkerij strenge in- en lijnteelt bewierookt.Door dit in te zien kunnen de fokkers de gezondheid van de dieren bevorderen. Daarnaast is het van zeer groot belang dat de fokkers open zijn en melden welke afwijking zij geconstateerd hebben in hun nesten. Uiteraard dient er met katten die een afwijking vertonen niet gefokt te worden. Of er met ogenschijnlijk gezonde ouders, waaruit pups met afwijkingen geboren worden, verder gefokt mag worden in een andere combinatie is een ernstige vraag en verdient ernstige overweging. Meerdere aspecten spelen bij de beantwoording een rol.

Misschien is het goed om op deze plaats even aandacht te besteden aan uitwendige factoren. Zo kennen we o.a. het verschijnsel van de softenonbaby’s, skeletafwijkingen bij verkeerde voeding en het optreden van een gespleten verhemelte bij onvoldoende vit. B. opname.Het is goed om ons te realiseren dat er, hoe gering ook, toch een genetisch invloed meespeelt. De opnamemogelijkheid van voedingselementen is bijvoorbeeld genetisch bepaald.In het geval van het gespleten verhemelte is aangetoond dat deze afwijking erfelijk is maar dat er een drempelfactor meespeelt. Krijgt de moederhond een antibioticumkuur in een vroeg stadium van de dracht zonder extra vit. B dan zullen veel pups, zo niet alle, met een open verhemelte worden geboren. Bij voldoende vit. B toediening zal dit niet gebeuren, maar de gendefecten zijn wel aanwezig Het is gevaarlijk om van de stelling uit te gaan: als het niet bewezen is dat het erfelijk is doen we er niets aan. Beter is te stellen: als het niet bewezen is dat het niet erfelijk is doen we er wel wat aan.

De keurmeester
In de strijd om onze raskatten zo gezond mogelijk te houden spelen ook de keurmeesters een belangrijke rol. Keurmeesters zijn geen dierenartsen. Zij hoeven dan ook geen diagnose te stellen. Het gaat in dit geval om het kunnen constateren van elke afwijking van het normale beeld.

In Nederland worden alle keurmeesters onderwezen in de aspecten van dat normale beeld. We kunnen allemaal zien of de ogen er normaal en droog uitzien, of de tanden recht en regelmatig in de kaak geplaatst zijn en normaal ontwikkeld zijn. We kunnen zien en horen of de ademhaling normaal en regelmatig is zonder een snurkend bijgeluid. Bij rassen met een korte voorsnuit is het goed om erop te letten dat de neusgaten voldoende wijd geopend zijn.

In verband met de problematiek, beschreven in dit artikel, is er nog een aantal punten die de aandacht verdienen. Natuurlijk de aftasting van de staart, of die normaal ontwikkeld is. Maar ook de bovenbelijning is heel belangrijk. De rug dient altijd recht te zijn en de eventueel verlangde welving moet zich bevinden boven de lendenen. Bevindt de welving zich in stand in het midden van de rug dan is het van uiterst belang dat die welving verstrijkt in de beweging. Met andere woorden, als de hond gaat lopen moet de rug zich kunnen rechten. In een bocht vergroeide rug is in feite een bochel en uiterst kwalijk. De ribben moeten normaal verlopen en er mag geen deuk in de ribbenkast zitten. Het aantal tenen moet normaal zijn, niet te veel maar ook niet te weinig. Dan tot slot de verhoudingen. Bij een normaalbenige hond moet de borstdiepte gelijk zijn aan de lengte van het voorbeen, gemeten van de elleboog tot de grond, waarbij de elleboog gelijk ligt met de onderkant van de borst. Het komt voor dat het onderbeen zozeer verkort is dat er zelfs een geringe slag in is te voelen, zoals o.a. bij de Dashond en de Welsh Corgi. De afwijking van te korte onderbenen komt overigens ook o.a. voor bij pony’s en kleine herkauwers.

Ethiek
Fokkers en keurmeesters dienen zich verantwoordelijk te voelen in het gezamenlijk streven naar gezonde raspopulaties.Op het aandeel van de fokker is al ingegaan. Het aandeel van de keurmeester is evenwel zeker zo belangrijk. Met name in deze tijd waarin het winnen zo belangrijk gevonden wordt. Als er afwijkingen geconstateerd worden is het verstandig om dit in de keurverslagen te vermelden al was het maar om de lagere kwalificaties te verantwoorden. Rasverenigingen en fokcommissies hebben dan ook de mogelijkheid om een en ander in hun registratie te verwerken. Opmerkingen als “Ach dat oog is wel nat maar het is toch een hele mooie hond en een hond is meer dan een oog” of “ Ja, ik heb wel een scheve kaak gezien maar ik heb mijn ogen even dicht gedaan want het type is heel mooi en als ik zo streng ben mag ik minder keuren” kunnen in deze tijd, waar er voldoende kennis beschikbaar is, niet meer door de beugel. Als wij onze raskatten een goede toekomst toewensen zullen wij onze gezamenlijke verantwoordelijkheid moeten durven nemen.

Met dank voor het beschikbaar stellen door Mevr. Drs. J.H.C. Brooymans-Schallenberg

Terug naar medische informatie